Achtergrond
Lieve Hugo
Van Schelm tot Superstar (Door Marcel Weltak)
“Lieve Hugo heeft tal van onsterfelijke liederen geschreven”
Lieve Hugo heeft tal van onsterfelijke liederen geschreven, maar zo een schitterende bolero als MEMORIA FU IKO, daar is hij jammer genoeg nooit aan toe gekomen. Dat was in de loop der jaren alsnog gebeurt, want IKO was een relatieve laatbloeier en zijn songs werden per album beter en rijper. MEMORIA FU IKO staat op AKOEBA, het eerste album van zijn vroegere begeleiders,
The Happy Boys. Het lied is van saxofonist/componist Carlo Brandon, die al in Washboard met Hugo Uiterloo heeft samengewerkt. Ook voor Brandon geldt dat hij verschillende stukken heeft gecomponeerd, maar de schoonheid, kracht en emotie van MEMORIA FU IKO heeft hij nooit meer bereikt. Technisch is het nummer van een grote eenvoud, maar het is juist deze eenvoud die het zo krachtig maakt. Het wordt bovendien met een enorme passie en precisie gespeeld. Hier is de tekstdichter Brandon onmiskenbaar op zijn hoogtepunt. Het enige minpunt op dit album is wel
dat hij niet opent met MEMORIA FU IKO.
Al direct na Uiterloo’s dood gaan er zowel in Suriname als in Nederland stemmen op dat er een standbeeld moet komen voor Lieve Hugo, artiestennaam van Julius Theodorus Hugo Uiterloo, geboren 13 december 1934 in Paramaribo en in Amsterdam op 15 november 1975 overleden.
Een mooie plaquette op het Bijlmerplein met de complete tekst van MEMORIA FU IKO zegt waarschijnlijk meer dan duizend borst- of standbeelden.
IKO heeft ook de juiste genen
De jonge Uiterloo staat in zijn buurt Frimangron in Paramaribo heel lang bekend als Ruzie Hugo.
Als puber verblijft hij enige jaren in de Opvoedingsinrichting Rijpere Jeugd, de toenmalige Surinaamse variant van de Glen Mils School. Na een verblijf van enkele jaren in Nieuw Amsterdam, een stadje aan de andere oever van de Surinamerivier, is de ruziemaker tot rust gekomen. Na zijn terugkeer in Paramaribo uit Nieuw Amsterdam wordt hij toegelaten tot het koor Centraal. Dit koor, onder leiding van dirigent Rudolf Adamson, behoort lange tijd tot één van de topkoren in het Caribisch gebied. Daarnaast krijgt Uiterloo nog zang- en muzieklessen van een andere bekende dirigent: John Nelom van de Politiekapel. Frappant is wel dat beide dirigenten familie zijn van Uiterloo. Maar Hugo heeft ook de juiste muzikale genen en groeit op met Afrikaans Surinaamse klanken. Een groot-oom van hem, Doffie Uiterloo, heeft een ensemble dat lobi singi (de Surinaamse ‘operette’ variant) en soko psalmen uitvoert.
Na de zanglessen bij Adamson en Nelom wordt het tijd voor het seriezere werk. Hij wordt, kan zijn broer Hedwig uit Amsterdam Zuidoost zich nog goed herinneren, drummer in de band Old Paap van zijn oom Doffie Sluisdom. Old Paap speelde dansmuziek, maar welke stijl is moeilijk te achterhalen aangezien er geen opnamen van deze groep te vinden zijn. Dat is niet zo vreemd aangezien er in die tijd geen platen in Suriname worden gemaakt. Er vinden wel opnamen plaats in de diverse radiostations, maar de banden worden de volgende week opnieuw gebruikt voor iets anders. Het is daarom niet duidelijk hoe goed Hugo als drummer is. En of hij ook al zingt bij zijn Oom Doffie weet niemand te vertellen. Maar hij heeft andere muzikanten en orkestleiders toch kunnen overtuigen van zijn kwaliteiten, want hij blijft niet lang in zijn eerste groep steken. Hij is nog even slagwerker in het bazuinkoorgroepje van altsaxofonist Jopie Vrieze en bij de legendarische bgi poku tenorsaxofonist George Schermacher. Maar dit zijn allemaal slechts vingeroefeningen. Hugo begint te vliegen.
“De carrière van Uiterloo krijgt momentum bij Orchestra Washboard”
De carrière van Uiterloo neemt een vlucht door zijn toetreding tot Orchestra Washboard. Orkestkleider Antonio Plato trekt hem aan, na het vertrek van Mighty Botai (Eddy Felter), naar Frans Guyana. Hij wordt drummer en de derde zanger van het toporkest waarin fabelachtig goede instrumentalisten als Carlo Brandon, Harold Schet, Gietel en Vasilda bijeen zijn gebracht. Lieve Hugo heeft zich eindelijk weten te omringen met mannen, die hem naar duizelingwekkende hoogten kunnen stuwen. Hij is als slagwerker aangetrokken maar kan Plato weldra ervan overtuigen dat hij ook een verdienstelijk zanger is. De lessen van Adamson en Nelom zijn niet voor niets geweest. De toenmalige toetsenist/gitarist Antoin René van het orkest krijgt van Uiterloo aanwijzingen om zijn spel ritmischer te maken. René: “Hij kwam naar mij toegestormd en trommelde met tien vingers op de piano alsof hij de te spelen akkoorden en de syncopes wilde aangeven. En de muziek ging er warempel nog meer door ‘schudden’. Hij had een duidelijke mening over welke richting de muziek uit moest”. In die tijd hoort René hem liedjes van het kinderkoor de Vrolijke Jeugd zingen. Hij tracht die liedjes in volledig gewijzigde arrangementen door Orchestra Washboard te laten uitvoeren. Dat Uiterloo zich met die liedjes bezighoudt was niet zo vreemd. ~De dirigent van de Vrolijke Jeugd is zijn oom en zijn eerste vrouw Vera Fensi speelt in het ensemble.
De wisselwerking tussen zanger en instrumentalisten is fenomenaal
De wisselwerking tussen de zanger en de instrumentalisten is fenomenaal. De magie die nummers als Obia mang en Fodu kon lolo uitstralen, is voelbaar en hoorbaar en het heeft niet louter met de inhoud van de tekst te maken. De chemie in het orkest is ‘superbe’ als Hugo zingt.
De stukken door Mighty Power en Mighty Koesie gezongen steken daarentegen wat bleekjes af bij de liederen van Lieve Hugo, terwijl deze twee zangers technisch zeker niet voor hem onderdoen en misschien zelfs beter zijn. Maar Washobard Spirit, de titel van de plaat, komt volledig voor rekening van Lieve Hugo. De technische kwaliteit van de opname is misschien niet perfect, maar het eindresultaat is toch subliem. Lieve Hugo’s charisma en bezieling spatten van het vinyl af.
Het lijkt alsof de beste bonuman/medicijnman zich in de luidsprekers heeft verborgen om van daaruit de gemeente toe te zingen. De zang van liederen als Obia mang en Fodu kon lolo is zo gedreven en overtuigend dat men stante pede winti aanhanger wil worden.
Lieve Hugo is een goede zanger. Zijn podiumpresence is overweldigend. En in de loop van de tijd blijkt hij een begenadigd tekstdichter, die ook nog prachtige melodieën kan schrijven.
“Zij zagen witte mensen in trance raken”
Met zijn vocale bijdrage aan Spirit 2 drukt Uiterloo voor eeuwig zijn stempel op de kaseko.
Fans van Lieve Hugo dachten toen “the best has still to come”. In 1970 komt een gemankeerde Orchestra Washboard voor een tour naar Nederland. Enkele orkestleden krijgen van hun werkgever geen vrij voor deze reis. Ondanks deze handicap speelt het orkest op de slotavond van het Holland Festival het dak van het Concertgebouw af. Dat beweren althans de weinige Surinamers die deze avond hebben meegemaakt. Zij zien witte Nederlanders, als Lieve Hugo zingt, in trance geraken. Personen die nooit dansten of niet konden dansen blijken winti in zich te hebben, die zich die avond manifesteren, en kunnen opeens perfect de moeilijke passen van de Aisa-winti uitvoeren. Bij anderen komt de vodu (slangegod) tot leven en kronkelen ze over de vloer. De ‘bonuman’ IKO heeft de boel in Nederlands mooiste concertzaal volledig onder controle.
“Hij zou zijn vergiftigd”
Terug in eigen land wordt Hugo al snel ziek en moet in het ziekenhuis worden opgenomen.
De artsen denken aan een hartprobleem en adviseren hem naar Nederland te gaan. Op straat doet het gerucht de ronde dat er jaloezie in de band is en dat hij zou zijn vergiftigd. De familie gelooft echter in wisi, zwart magie. Een marron die met hem op zaal ligt, adviseert hem uit Washboard te stappen, “want dat was het kwaad”. Uit die hoek zou er een bakru (een kwelgeest) naar hem zijn gestuurd. Enkele jaren later komt hij toch naar Nederland. Hier hoort hij van de specialisten in het OLVG dat hij moet ophouden met trommelen.
De solo carrière van Lieve Hugo begint eigenlijk in Tou Lui Faut, een keet aan de Valentijnskade in Amsterdam Oost. Om er te komen moet men zichzelf al touw trekkende met een pontje overzetten. Lieve Hugo is met zijn broer Hedwig op een feest (1 juli 1973) ter herdenking van de afschaffing van de slavernij waar het orkest van The Mighty Botai speelt. Na diverse dringende verzoeken en tenslotte met instemming van de orkestleider, stemt IKO toe om een lied te zingen.
Het wordt een hele set Lieve Hugo. Uiteindelijk besluiten verschillende muzikanten bij Botai weg te gaan om met Lieve Hugo te werken.
In 1974 en 1975 is Lieve Hugo DE Surinaamse ster in Nederland. Voor EMI Bovema maakt hij twee schitterende albums, die uitstekend verkopen. Hij is met een zekere regelmaat op Tv te zien en treedt overal in het land op. Hij is de zon tijdens de grauwe dagen voor de vele Surinamers die vóór de onafhankelijkheid naar Nederland vertrekken. Er zijn allerlei plannen voor Surinamers naar de VS en Afrika. Maar het noodlot hangt als het bekende zwaard boven zijn hoofd.
Dat voelt hij zelf ook want hij schrijft erover en bezingt zijn naderende dood in NA FU SANG EDE (Waarom moet ik nu al sterven, terwijl er nog zoveel in de wereld te zien is).
Lang leve de Koning
Op 15 november 1975 gebeurt het onvermijdelijke dan toch. De Srefidensi, de staatkundige onafhankelijkheidsverklaring van Suriname, die IKO bezingt, maakt hij zelf niet meer mee.
Lieve Hugo moet in Suriname worden begraven. Op de luchthaven Schiphol draalt de familie met inchecken. Als ze aan de gate verschijnt, zijn de deuren van het vliegtuig reeds gesloten. De familie blijft op de luchthaven achter, terwijl Hugo, met in het vliegtuig Premier Den Uyl, naar huis vliegt. De volgende dag reizen de Uiterloo’s samen met Prinses Beatrix en Prins Claus naar Suriname. De begrafenis wordt een grootse happening zoals dat past bij een persoon van een dergelijke statuur. De stoet trekt door half Paramaribo en onderweg wordt er metv de kist gedanst. Bij het afscheid lopen er personen van alle rangen en standen langs de baar. Broer Hedwig, zijn moeder en de weduwe kijken op een gegeven ogenblik verschrikt op als ze onbekende kinderen horen zeggen: “Rust zacht, papa”. Hedwig Uiterloo: “Mijn broer bleef toch altijd een schelm”.